Het jippie-een-blogje blog

Een verzameling willekeurige gedachten, opmerkingen, foto's, links en noem maar op. Samenhang, daar doen we niet aan.

donderdag, december 29, 2011

De twintig beste films van 2011

Het is december. Grote tuincentra en kleine sigarenboeren beginnen langzaam met de vuurwerkverkoop, op straat drijft de vettige geur van oliebollen je neus binnen en op de radio word je al dagenlang ongewild geteisterd door de kersthits van Wham! en Mariah Carey. Voor de doorgewinterde filmliefhebber betekent al dat kenmerkend decembergebeuren echter slechts één ding: de tijd van de eindejaarslijstjes is weer aangebroken!

Mijmerend terugblikken naar het verleden, leerden we dit jaar in Woody Allen's Midnight in Paris, is misschien wel lekker, maar in de diepste kern onbetrouwbaar. Het verleden zien we altijd vertekend door een prisma; de terugblik is mooier dan de belevenis zelf.

Het is een les die de serieuze filmliefhebber in de oren zou moeten knopen. Niet alleen omdat wij allemaal (deze blogger is daarop geen uitzondering) het idee hebben dat de grote filmklassiekers nooit meer overtroffen kunnen worden, daarbij voor het gemak al het moois vergetend dat nog elk jaar vers in onze bioscopen belandt. Maar vooral ook nu, als die tijd weer is aangebroken waarin we terugblikken op al het mooie (en soms ook minder mooie) dat het afgelopen jaar ons te bieden had.


Midnight in Paris van Woody Allen toonde dit jaar de onbetrouwbaarheid van het mijmerend verlangen naar het verleden

Is mijn beeld dus vertekend als ik beweer dat 2011 een bovengemiddeld sterk filmjaar was met een werkelijk belachelijke dosis goede films? Misschien. Maar vermoedelijk toch niet. Want wie nog eens terugdenkt aan wat er in 2011 allemaal verscheen, kan zich niet aan de conclusie ontrekken dat dit een cinematisch topjaar was.

Zo zag dit jaar ondermeer Lars von Trier's deprimerende Melancholia het levenslicht. Een uitmuntende Kirsten Dunst speelde in dit overtuigende beeld van depressie vermoedelijk de beste rol uit haar carrière – iets waarvoor we de natuurkundig compleet belachelijke premisse en rommelige opbouw van het script met graagte door de vingers zien.

2011 was ook het jaar van het prachtig in beeld gebrachte en ijzersterk geacteerde politieke drama The Ides of March – één van de vele gelegenheden waarin de dit jaar definitief niet meer van het grote scherm weg te denken Ryan Gosling ons cinefiele hart sneller deed kloppen.

Verder bracht 2011 ons ook de heerlijke blockbuster Rise of the Planet of the Apes – een film die gezien de premisse (apen die intelligent worden en in opstand komen tegen de mensheid) veel beter bleek dan het enig recht had te zijn. Bovendien zorgde Apes eigenhandig voor een nieuwe mijlpaal in het nog altijd prille landschap van de CGI-getekende hoofdpersonages. De door de bewegingen van Andy Serkis vormgegeven aap Ceasar was zó overtuigend dat er nu al stemmen opgaan voor een nieuwe oscarcategorie: de beste acteerprestatie via motion capture.

Dit jaar zagen we verder ook het charmante The Help, een heerlijke vakkundig in elkaar gedraaide feelgood-film over het leven van zwarte bedienden in het oude zuiden van de Verenigde Staten. Een stukje cinema waar alleen de allergrootste zuurpruimen niet van zullen hebben genoten.

Ook zag in 2011 het übermannelijke Warrior het levenslich. Deze regelrechte crowdpleaser, opgenomen op met testosteron doorspekt celluloid, wist op knappe wijze allerlei opgewarmde sportfilmclichés opnieuw aantrekkelijk te maken. Wie bij de vechtscènes in deze film niet op het puntje van de stoel zat of geraakt werd door het ongeloofwaardige, over the top, maar o zo heerlijke slot, moet eens kijken of hij nog wel leeft.

Het heerlijk mannelijke Warrior was dé testosteronbom van het jaar

En wat te denken van Incendies? Een indrukwekkend – tikje ongeloofwaardig en voorspelbaar – maar fantastisch drama met schokkende onthulling en één van de meest beangstigende actiescènes van het jaar, waarin de kijker samen met het hoofdpersonage opgesloten zit in een bus waarin iederen vakkundig door mitrailleurvuur van buitenaf wordt afgeslacht.

Of natuurlijk The Lincoln Lawyer, een lekker pretentieloze ouderwetse legalthriller die de kijker steeds weer op het verkeerde been zet en deze filmverslaafde aan een nieuwe hobby hielp: de al net zo smakelijke boeken van Michael Connely waarop deze rolprent gebaseerd is.

En dan hebben we nog niet eens Source Code genoemd – de uitstekende nieuwe sciencefictionfilm van Duncan Jones (bekend van meesterwerkje Moon), of Thor – die er met de lekkerste-en-meest-vermakelijke-superheldenblockbuster-van-het-jaar-award vandoor gaat, of de hilarische scifikomedie Paul. En dan is er ook nog de mooie, ingetogen sciencefictionfilm Monsters die op knappe wijze een verhaal over een buitenaardse invasie tot een arthouseachtige roadmovie met mooie ontluikende romance wist om te vormen.

En dan zouden we tot slot zelfs nog bijna Harry Potter and the Deathly Hallows: Part II vergeten, de heerlijk spannende en bevredigende afsluiter van één van de meestbezochte filmreeksen uit de filmgeschiedenis.

Wie deze regelrechte topfilms zo eens op een rijtje zet, zal daarom wellicht denken: 'Zo! Niets meer aan doen. Dat eindejaarslijstje is klaar!' Het is dan ook met enige verbazing dat ik moet toegeven dat deze topfilms mijn eindejaarslijstje uiteindelijk allemaal níet haalden – al hebben ze bij deze een grote eervolle vermelding.

Was het dan alleen maar prachtig dit jaar? Natuurlijk niet. Zo waren er verschillende lege blockbusters, waarvan Transformers: Dark of the Moon het beste voorbeeld is – al deed de belachelijke, maar ontzettend gave laatste actiescène (inclusief acrobatiek in verkruimelende wolkenkrabbers) de film direct al boven zijn abominabel slechte voorganger uitstijgen.

Schokkender was dat het veelvuldig bejubelde The Tree of Life van Terrence Mallick een onkijkbaar rotzooitje bleek, dat dit jaar door velen volkomen onterecht tot Hogere Kunst werd verheven en om onbegrijpelijke redenen in allerlei eindejaarslijstjes opdook. Onterecht, want de overbodige ontoegankelijkheid van de film, de saaie gemaakt-belangrijke scenes, het lachwekkend gewichtig gefluister over God en Grote Levensvragen en de vele langdradige stukken die rechtstreeks uit een docu op National Geographic weggewandeld leken, maakten van The Tree of Life een pretentieus rotzooitje dat continu het geduld van de kijker tartte. En dat was eeuwig zonde, want met het virtuoze camerawerk, de uitmuntende acteerprestaties en de prachtige soundtrack waren de ingrediënten voor een tijdloze klassieker zeker aanwezig.

Gelukkig kunnen we echter concluderen dat ook dit jaar de eindbalans weer positief is. En zoals elk jaar, had ook nu de keuze zelfs nog wel wat moeilijker gekund. Ondanks dat ik opnieuw zo'n 50 bioscoopfilms zag (waarbij ik zoals gebruikelijk festivalfilms die de bioscoop niet haalden en meteen-op-DVD-premieres niet meereken), zijn er ook weer een stapel (vermoedelijk) goede films die ik miste. Wie op zoek is naar potentiële eindejaarslijstkandidaten als Biutiful, The Guard, Senna, Carnage, La Piel Que Habito, (Untitled), Attack the Block, Bridesmaids, Inside Job, Blue Valentine of Les Amours Imaginaires, moet ik daarom teleurstellen: ik zag ze nog niet.


De lekker pretentieloze legalthriller The Lincoln Lawyer haalde dit jaar nét niet de top 20, maar krijgt wel een eervolle vermelding.

Wat rest zijn de eeuwige mijmeringen over de volgorde van de lijst waar we bijna aan gaan beginnen. Want films rangschikken – ik zei het in vorige jaaroverzichten al eerder – is geen exacte wetenschap. Waarom het tot in de diepste porieën bijzondere Melancholia mijn lijst niet haalde en het veel traditionelere (en misschien zelfs minder goede) Never Let Me Go wel? Waarom persoonlijk favoriet The Lincoln Lawyer ontbreekt, en de vreselijke
zit We Need to Talk About Kevin er wel bij staat? Ik kan alleen zeggen dat deze lijst een kwestie van gevoel is, besprenkeld met een fikse dosis willekeur.

Veel belangrijker is daarom dat de onderstaande 20 films het kijken meer dan waard zijn. Het zijn stuk voor stuk voorbeelden van ijzersterke moderne cinema, die het verdienen om gezien te worden. Zie de lijst daarom vooral als goedbedoeld kijkadvies; niet als in steen gebeiteld eindoordeel.

Daarom is het nu, zonder verder uitstel, tijd voor de topfilms die deze eindejaarslijst haalden. Dus: hier zijn ze weer, de twintig beste films van 2011. Natuurlijk weer van plek 20 naar plek 1, om de spanning erin te houden. Alvast veel leesplezier en – als deze lijst zijn werk een beetje doet – vooral ook veel kijkplezier!


20.

Never Let Me Go. Hoewel deze verfilming van het boek van Kazuo Ishiguro de meningen dit jaar verdeelde, is Never Let Me Go een klein meesterwerkje. Wie het lukt de vraag te negeren waarom de personages in deze film niet harder proberen hun vreselijke lot te ontsnappen en voorbij gaat aan de iets te uitleggerige slot-voice-over die de thematiek van de film onnodig herkauwt, ziet een heerlijk geacteerd, sfeervol Brits drama over verloren tijd, (on)vervulde liefde en de vergankelijkheid van het leven. Wie niet geraakt wordt door het tragische bestaan van Kathy H. (een fantastische Carey Mulligan), Tommy (een lekker naïeve Andrew Garfield) en Ruth (een ingetogen villeine Keira Knightley), ontbeert mogelijk de ziel waarvan de personages in deze film volgens sommigen verstoken zijn gebleven.


19.

Rabbit Hole. Wie denkt dat elke film over ouders die om moeten leren gaan met het overlijden van hun kind een druilerige, deprimerende kijkervaring moet zijn, zal verbaasd zijn door het ingetogen Rabbit Hole. Deze film van regisseur John Cameron Mitchell (bekend van het radicaal andere Hedwig and the Angry Inch), naar een toneelstuk van David Lindsay-Abaire (die ook het script voor zijn rekening nam), is namelijk bij vlagen erg grappig en tussen alle ellende door zelfs hoopgevend. Rabbit Hole laat zien hoe twee ouders (een goed acterende Aaron Eckhart en Nicole Kidman) worstelen om bij elkaar te blijven, terwijl ze beide op radicaal verschillende wijze het grootste, meest ingrijpende verlies van hun leven proberen te verwerken. Voeg daar de sublieme rol van Kidman aan toe – die met subtiele overtuiging de woede en depressie van deze rouwende moeder speelt – en je hebt één van de beste films van het jaar.


18.

Submarine. Ben je op zoek naar dé charmante coming of age film van 2011, dan hoef je niet verder te zoeken dan Submarine – de debuutfilm van regisseur Richard Ayoade. Met een spitsvondig en toonvast script en een eigenaardig, tikje wereldvreemd hoofdpersonage (die bijvoorbeeld bang is dat zijn ouders te weinig van bil gaan en daarom 's ochtends op zoek gaat naar aanwijzingen van hun amoureuze verwikkelingen), volgt Submarine de bewezen formule voor de betere arthouse-light komedie. Het leven van Oliver – overtuigend gespeeld door Craig Roberts, die hier zijn speelfilmdebuut maakt – gaat niet over rozen, al zijn zijn beslommeringen van menselijk formaat. Zo draait de film om zijn jacht op een verre van perfecte jeugdliefde en zijn angst dat zijn moeder verliefd wordt op haar charismatische, tikje belachelijke vroegere minnaar. De conclusie van Submarine – dat het leven welliswaar niet fantastisch is, maar wel leefbaar en leuk genoeg – beklijft uiteindelijk meer dan dat van vele minder oprechte, optimistischere films. Tel bij dat alles de soundtrack vol heerlijke sololiedjes van Artic Monkeys frontman Alex Turner op, en je hebt een ronduit genietbare komedie die je bijna ongemerkt weet te betoveren.


17.

50/50. Het lijkt gemakkelijk scoren: een film over kanker. Dat regisseur Jonathan Levine het met 50/50 aandurft een mainstream toegankelijke komedie te maken over dit onderwerp is echter een heuze doorbraak. De grappen over seks van beste vriend Kyle (een altijd uitstekende Seth Rogan) en de amoureuze beslommeringen van hoofdpersonage en kankerpatiënt Adam (een wederom voortreffelijke Joseph-Gordon Levitt) ontmythologiseren deze verschikkelijke ziekte beter dan het zoveelste goedbedoelde, oprechte drama had gekund. Dat 50/50 het voor elkaar krijgt je zowel tot tranen van verdriet als van het lachen te bewegen, is een prestatie van formaat. Eén van de beste komedies van het jaar.


16.

We Need to Talk About Kevin. Eén ding is zeker: We Need to Talk About Kevin is geen film om een leuke avond mee te beleven. Deze loodzware, deprimerende en doodenge film over het slopende gebrek aan liefde tussen moeder en kind is moeilijk om uit te zitten. We Need to Talk About Kevin biedt nergens lucht of verlichting, duwt de kijker middenin de haat, het onbegrip en het op elke manier compleet gebroken gezinsleven van deze personages. De regie is soms wel wat te nadrukkelijk aanwezig doordat regisseur Lynne Ramsay bijna tot vermoeiends toe in haar shots met de kleur rood speelt (een voortuitblik op de bloedige afloop die dit tragische verhaal zal hebben), maar de magistrale rol van Tilda Swinton maakt alles goed en trekt deze film eigenhandig boven de druilerige middenmoot uit. Haar vertolking van de moeder die twijfelt of zij door haar gebrek aan liefde een monster geschapen heeft en haar bijna verlamde toestand tijdens de nasleep van de tragedie waar de film vanuit twee richtingen (de toekomst en het verleden) naartoe werkt, is een prestatie van formaat. Haar gelaatsuitdrukkingen worden zo een invuloefening waar de kijker moeiteloos zijn of haar eigen angsten en onzekerheden op kan projecteren – een broodnodig emotioneel ijkpunt in deze zware film. We Need to Talk About Kevin zal je na afloop nog dagenlang bezig houden. Van harte afgeraden als je op korte termijn nog aan kinderen wilt beginnen.


15.

Margin Call. Het onderwerp van Margin Call had nauwelijks actueler gekund: financiële missers en wanpraktijken bij een grote, internationale financiële instelling. Het plot van deze film – fouten in berekeningen die het voortbestaan van een bedrijf in gevaar brengen en zo een bom plaatsen onder de wereldeconomie – had voor de financiële crisis in 2008 misschien vergezocht geleken. Tegenwoordig kun je je bij het zien van de gebeurtenissen in Magin Call echter zomaar voorstellen dat het écht zo zou gaan. Het maakt van deze film een lekker kijkje achter de schermen, waarbij je veelvuldig het hoofd zal schudden over de keuzes die de personages maken – zonder dat de film daarbij overigens al te expliciet oordeelt over de mannen die die foute beslissingen nemen. Het zorgt ervoor dat Margin Call het zowel goed zal doen in de tenten van de Occupy-beweging, waar men in de film het wanbeleid en gedrag van de financiële top zal herkennen, als bij de Wall Street-bankiers die hier als driedimensionele, menselijke personages, in plaats van als schurken worden neegezet. Toch is de actuele lading van Magin Call slechts een klein deel van de aantrekkingskracht van deze film. Belangrijkst zijn de intelligente dialogen die op hoog tempo over de kijker worden uitgestort en de uitmuntende acteerprestaties van de sterrencast. Kevin Spacey, Paul Bettany, Jermy Irons, Zachary Quinto, Demi Moore en Stanley Tucci laten zich hier allemaal van hun beste kant zien. Een echte acteursfilm die nergens verslapt of verveelt.


14.

127 Hours. Als je het plot van Danny Boyle's meest recente film – het op waargebeurde feiten gebaseerde 127 Hours – samenvat, is het een wonder dat het nog iets geworden is. Hoofdpersonage Aron Ralston (een uitstekende James Franco) zit gedurende het grootste gedeelte met zijn arm vast onder een rotsblok en heeft niemand om mee te praten en nergens om heen te gaan. Dat Boyle van die situatie desondanks een onderhoudend drama – met zelfs heuze thrillerelementen – weet te maken is daarom knap, al helpt de uitstekende acteerprestatie van Franco wel een handje mee. Met zijn langzame tocht van overmoedig zelfvertrouwen naar steeds groter wordende vertwijfeling weet hij de kijker moeiteloos bij de les te houden. De climax waarnaar iedereen die dit verhaal al kent (vermoedelijk het gros van de bezoekers) toewerkt, is bovendien toepasselijk onsmakelijk. De zelf uitgevoerde amputatie van zijn vastzittende arm is morbide, ranzig en buitengewoon intens – één van de moeilijkst kijkbare scènes van het jaar. Dat 127 Hours ondanks alles uiteindelijk toch een opbeurende en hoopgevende film is, tekent de unieke persoonlijkheid van de echte Ralston en het vakmanschap van Boyle. Een film die je gezien moet hebben.


13.

True Grit. Was de Western nog niet zo lang geleden een afgeschreven genre, met True Grit helpen de altijd sterke Coen Brothers ons herinneren waarom stoere cowboys, gave paarden, mooie geweren en stoffige fronteer towns het celluloid nog altijd waard zijn. Ze worden daarbij wel geholpen door uitstekend bronmateriaal – het spitsvondige boek van Charles Portis uit 1968, dat in '69 al verfilmd werd met John Wayne in de hoofdrol. Deze nieuwe versie sluit echter dichter bij het uitstekende bronmateriaal aan – al hebben de Coens zich in elk geval één hilarische vrijheid gegund, die ik hier verder niet ga verraden. De film wordt ondersteund door ijzersterke acteerprestaties van de altijd iconische Jeff Bridges (die hier alweer met een prachtrol op de proppen komt, nadat hij afgelopen jaar met Crazy Heart ook al deze lijst haalde) en een bijna onherkenbare Matt Damon. Grote kracht van de film is echter de uitmuntende Hailee Steinfeld die de niet makkelijke rol van het eigenwijze, intelligente en volhardende meisje Mattie Ross op uitstekende wijze vorm weet te geven. True Grit is misschien niet de allerbeste Coen Brothers film, maar de broers hebben op de hen kenmerkende wijze wel weer een nieuwe topper in hun toch al overvolle oevre voorgebracht. De beste western die je in jaren zag.


12.

The Whistleblower. Deze film van debuterend regisseur Larysa Kondracki is stillistisch niet heel bijzonder. Qua stijl stijgt het nergens boven de vele waargebeurde verhalen op televisie uit en als thriller is het niet ingenieuzer dan de gemiddelde Hollywoodproductie. Toch zorgen twee dingen ervoor dat dit waargebeurde verhaal uit middelmatige ingrediënten tóch een topproduct weet te maken. Het eerste is hoofdrolspeelster Rachel Weisz die hier zo'n oprecht, bewogen en verontwaardigde rol neerzet, dat de kijker niets anders kan doen dan meegesleept worden in haar kruistocht. Het tweede is het onderwerp van die kruistocht: de mensonterende vrouwenhandel in het Bosnië van na de oorlog, waar zelfs internationaal hulppersoneel aan mee blijkt te werken. Haar gedurfde onderzoek, haar successen, haar schokkende ontdekkingen en emotioneel slopende mislukkingen slepen de kijker mee en houden de gedachten nog dagen na de aftiteling bezig. Een steengoede film over een belangrijk onderwerp die het verdient gezien én besproken te worden.


11.

The Disappearance of Alice Creed. Dat ze weinig goeds in de zin hebben, de twee mannen die in een bouwmarkt materialen kopen om een kamer geluidsdicht te maken en een busje bekleden met plastic, voel je als kijker al snel aan. Toch laat de gebeurtenis waar ze zich zo nauwgezet op voorbereiden nog even op zich wachten. Die lange opbouw is meteen één van de hoogtepunten in het verder overigens ook ijzersterke The Disappearance of Alice Creed. Regisseur J Blakeson, die hiermee zijn speelfilmdebuut maakt, weet in die scènes mede dankzij de zo gewoon ogende omgevingen de spanning namelijk flink op te bouwen. De rest van de film zit de kijker met de neus bovenop de misdaad en wordt daarbij van de ene ingenieuze plottwist naar de andere gevoerd. Teveel verklappen over het plot van The Disappearance of Alice Creed is dan ook zonde. Het advies is simpel: ga kijken en laat je verrassen.


10.

Midnight in Paris. 'Hee, is dat Woody Allen die we daar horen, in die voice-over? Ohnee, het is Owen Wilson!' Veel kijkers zullen zich dat tijdens de eerste minuut van het heerlijk charmante Midnight in Paris hebben afgevraagd. Want het lukt Wilson hier op bijna verontrustende wijze het spreekritme, de klemtonen en overige intonatie van Allen te reproduceren. Dat Wilson echter van nature meer charme heeft en sympathie opwekt, zorgt ervoor dat Midnight in Paris de kijker meteen weet mee te voeren, waar Allen zelf als hoofdrolspeler nog weleens de nodige afstand wist te scheppen. Wat de rest van de speelduur volgt is bekend terrein voor iedereen die meer films van Woody Allen zag. De kijker wordt in zijn of haar sympathieën voor personages gemanipuleerd om de zienswijze van de regisseur te volgen, maar waar dat in andere films van Allen stoort, deert dat hier niet. Bovendien komen ook al die mooie kanten van de bekende regisseur hier weer naar boven: de spitsvondige, intellectuele dialogen, de magische benadering van het leven, de culturele verwijzingen en dat lekkere verlangen naar het verleden – waar hij ditmaal echter met een kritische blik op terugkijkt. Daarbij komt nog de uitvoerige parijsporno waar Allen zich hier schuldig aan maakt, maar die geen moment stoort – in tegendeel: de lange, liefdevolle shots van de Franse hoofdstad werken eigenlijk alleen sfeerverhogend. Uiteindelijk is Midnight in Paris mede daardoor de beste film die Woody Allen in lange tijd maakte – beter dan recente voorbeelden als You Will Meet a Tall Dark Stranger of Vicky Christina Barcelona. Een heerlijk charmant melancholisch meesterwerkje om je door te laten betoveren.


09.

Super 8. Wie is opgegroeid met films als E.T., Stand By Me en The Goonies zal de sfeer en het plot van Super 8 van hollywoodfenomeen J.J. Abrams passen als een comfortabele oude jas. Deze liefdesbrief aan Abrams' voorbeeld Steven Spielberg herconstrueert namelijk tot in de puntjes de sfeer van dat soort kinderklassiekers. Niet alleen speelt het in dezelfde tijd, ook de basale opzet – een groep vrienden moet samen gebeurtenissen overwinnen die veel groter zijn dan de schaal waarop hun kleine levens zich tot dan toe voltrokken – en hoopgevende thematiek lijkt rechtstreeks uit de jaren '80 weggewandeld. Dat is zowel een voordeel als een nadeel voor deze film die moeiteloos die oude klassiekers weet na te bootsen, maar in deze cynischere tijd zelf die status nooit zal bereiken. En dat is zonde, want Super 8 is een film om schaamteloos in weg te zakken en van te genieten. Het plotje rond de buitenaardse invasie is welliswaar wat dunnetjes, en het buitenaardse wezen oogt wellicht als een afgewezen ontwerp uit Cloverfield, maar wie zich daar blind op staart, mist waar het in deze film om draait: de jonge hoofdpersonen en hun reis naar volwassenheid. De uitstekende jonge acteurs en actrice weten de film moeiteloos te dragen en slepen de kijker terug naar dat magische gevoel van de eigen kindertijd. Een prestatie van formaat.


08.

Tinker Tailor Soldier Spy. Wie gewend is aan de wereld van James Bond of Jason Bourne, zal gek opkijken als hij het Britse spionnendrama Tinker Tailor Soldier Spy ziet. Ontdaan van alle glitter en glamour, is het spionnenbestaan tijdens de lange koude oorlog hier een eenzaam beroep. Regisseur Tomas Alfredson is bekend van het magistrale Låt den rätte komma in (Let the Right One In), dat twee jaar geleden deze lijst nog aanvoerde. Hier maakt hij al net zo'n mooie film die tot in zijn poriën doorspekt is met de sfeer van saaie bureaucratie en de geur van vochtig, zweterig tweed. Dat betekent echter niet dat deze van alle opsmuk ontdane blik op spionagepraktijken niet spannend of interessant is – het ingewikkelde, labyrintachtige plot over de jacht op een verrader is dankzij de vele personages met hun wisselende motieven soms lastig te volgen, maar blijft altijd boeien – zelfs als je de afloop uiteindelijk weet te raden. Toch is al dat gespioneer niet de kern van dit verhaal. Tinker Tailor Soldier Spy gaat over eenzame mannen die hun leven vergooien dankzij een verslaving aan intrige en een gebrek aan vertrouwen. Gespeeld door grote Britse acteurs als Colin Firth en Tom Harde en met een heerlijk ingetogen, oscarwaardige hoofdrol van Gary Oldman, zijn dit stuk voor stuk meelijwekkende figuren die rechtstreeks weggewandeld lijken uit een klassieke tragedie. Wie in is voor een langzame, ingewikkelde, treurige en bovenal sfeervolle blik op het doodgewone spionenbestaan is daarmee bij Tinker Tailor Soldier Spy aan het goede adres.


07.

King of Devil's Island. In King of Devil's Island zitten jongens opgesloten in een Noorse jeugdgevangenis met kostschoolachtige trekjes op een afgelegen eiland vanwaar ontsnappen onmogelijk lijkt. Blootgesteld aan de harde regels en onrechtvaardighedige leiding is het voor de gevangenen – die soms niets ergers gedaan hebben dan wat geld stelen uit een collectebus – een dagelijkse kwestie van overleven. De besneeuwde omgeving, nare omstandigheden en vreselijke gebeurtenissen (waaronder seksueel misbruik en geestelijke en lichamelijke mishandelingen) zorgen ervoor dat King of Devil's Island zeker niet blij is. Toch blijkt deze film zeer kijkbaar, doordat er in de duisternis regelmatig lichtpuntjes te vinden zijn. Zo boeken de jongens af en toe kleine overwinningen en zijn er ontluikende onderlinge vriendschappen en een groeiend saamhorigheidsgevoel. Hoewel de verschikkelijke omstandigheden en onderlinge kameraadschap welkbekende trucs zijn om de kijker snel sympathie te laten voelen voor de hoofdpersonages (iets dat in bijvoorbeeld ontgroeningen bij studentenverenigingen en de training bij het leger ook in het echte gebruikt wordt), stoort dat nergens. Wat overblijft is een vakkundig gemaakte, zeer sfeervolle film vol boosmakend onrecht waardoor de kijker de drang voelt de film in te stappen om eens orde op zaken te stellen. Een teken dat King of Devil's Island moeiteloos weet te raken en beklijven.


06.

Moneyball. In Moneyball van regisseur Bennet Miller (onder andere bekend van Capote) speelt Brad Pitt de rol van Billy Beane, de manager van een honkbalteam dat met weinig middelen de eindjes aan elkaar moet knopen, maar het wel elk jaar moet opnemen tegen überrijke grootheden als The New York Yankees – iets dat in voetbaltermen te vergelijken is met FC Groningen en Barcelona die samen in één competitie zitten. Beane is het verliezen dan ook zat en probeert een nieuwe manier te vinden om toch een vuist te kunnen maken tegen de grotere teams. Dat lukt hem als hij tegen de net afgestudeerde econoom Peter Brand (een heerlijke rol van Jonah Hill) aanloopt, die een nieuwe manier heeft bedacht om met behulp van spelersstatistieken te bepalen welke honkballers écht nodig zijn om een winnend team samen te stellen. De drijvende kracht van deze film is het scenario, dat onder andere geschreven is door meesterschrijver Aaron Sorkin (bekend van televisieserie The West Wing en zijn scenario voor The Social Network). Zijn hand is voelbaar in de gesprekken over spelersstatistieken die hij zo'n spannende lading weet mee te geven dat je in deze film over honkbal de sport zélf bijna niet mist – je kijkt hier niet naar sporters, maar naar pratende mannen. Dat Miller het voor elkaar krijgt de spanning op te bouwen door zijn camera langs spreadsheats te laten trekken en langzaam in te zoomen op ingewikkeld ogende formules, is een prestatie van formaat. Opvallend is dat Moneyball in zijn speelduur wél bijna alle sportcliché's afvinkt. De toespraak in de kleedkamer, de belangrijke wedstrijd waar alles van afhangt, de rij van verliezen die nodig omgebogen moet worden en de sympathieke underdogs die het dapper tegen de gevestigde orde opnemen: allemaal passeren ze de revu. Alleen nooit op de manier die je gewend bent. Voeg aan dit alles de heerlijke dialogen toe en de bekende opwinding die winst en verlies – maar nu achter de schermen – met zich meebrengt, en je hebt een film die je dit jaar niet alleen als The Social Network van honkbalfilms zou mogen beschouwen, maar eentje die daar met geloofwaardigere personages zelfs bovenuit weet te steken. Enige nadeel? Het is voor de Europese kijker soms moeilijk al het honkbaljargon te begrijpen en doorgronden.


05.

The Fighter. The Fighter is een schizofrene film. Aan de ene kant is dit een typisch sportverhaal – een soort Rocky voor een nieuwe generatie waarin de held tegenslagen moet overwinnen om terug aan de top te komen. The Fighter hanteert deze sportfilmcliché's met verve, schotelt de kijker heerlijke boksscènes voor waar je van mee gaat bewegen in je stoel en na de heerlijke slotscène met je vrienden buiten nog eens die ene combo van hoofdpersonage 'Irish' Micky Ward nadoet omdat de laatste restjes adrenaline je lijf nog niet verlaten hebben. Tegelijkertijd is The Fighter echter een ingetogen kitchen sink drama waarin het armoedige leven van de hoofdpersoon met een vergrootglas bestudeerd wordt. En het is in die scènes dat The Fighter uitgetild wordt boven een gewoon goede sportfilm. De voortreffelijke rol van Christian Bale als drugsverslaafde buurtheld en broer van Micky, Dicky Edlund, is met gemak de beste bijrol van het jaar – zo goed dat je bijna zou vergeten dat de niet altijd even sterke Mark Wahlburg hier één van de betere rollen uit zijn carrière neerzet. Bijna net zo fantastisch is Melissa Leo als de verschikkelijke moeder Alice Ward, die haar irritante personage zó goed vormgeeft dat het alsnog een genot wordt naar haar te kijken. Uiteindelijk blijken de twee verschillende kanten van The Fighter – de vuisten-in-de-lucht sportfilm en het door fantastische acteerprestaties gedreven kitchen sink drama – elkaar niet te bijten, maar juist te versterken. Die combinatie maakt The Fighter tot één van de meest meeslepende films van het jaar.


04.

The King's Speech. The King's Speech vertelt het op waargebeurde feiten gebaseerde verhaal van de Britse koning George VI die tijdens de oorlog zijn land moet toespreken en inspireren – al is er één probleem. De arme George stottert namelijk als een malle. Het is een simpel en aansprekend basisgegeven dat regisseur Tom Hooper en scenarioschrijver David Seidler weten uit te bouwen tot een charmante, kwalitatief hoogstaande publieksfilm. De opbouwende vriendschap tussen George (een fantastische Colin Firth) en de exentrieke amateurlogopedist Lionel Logue (een zo mogelijk nóg betere Geoffrey Rush) vormt de heerlijke kern die de film op professionele wijze uitmelkt voor alles dat het waard is. Goedbeschouwd volgt The King's Speech eigenlijk veel van de cliché's van de romantische komedie – de eerste toenadering, ontluikende vriendschap, opstapelende problemen en uiteindelijke overwinning van die problemen in een kakafonie van opbeurende en ontroerende gevoelens. En ook allerlei sportfilmcliché's, waarin een trainer een speler voorbereidt op die ene grote wedstrijd, passeren de revu. Dat alles mag de pret echter niet drukken als het eindresultaat zo heerlijk, goed geacteerd, uitstekend geregisseerd en ronduit leuk is als The King's Speech. Met afstand de meest genietbare, herkijkenswaardige, blijmakende film van het jaar.


03.

The Artist. Wie denkt dat tegenwoordig niemand meer zal warmlopen voor een ouderwetse stomme film, heeft het mis. Het bewijs werd dit jaar namelijk onomstotelijk geleverd door het zeer genietbare en toegankelijke The Artist. Dat personages niet spreken, maar hooguit met de kijker communiceren door tekstborden die tussen scènes in gemonteerd zitten, zijn filmkijkers van nu niet meer gewend – maar The Artist neemt je bij de hand en herintroduceert moeiteloos de vervlogen Hollywoodperiode waarin het verhaal zich afspeelt. Dat het hier gaat om een moderne film en niet een één-op-één vertaling van de oude stijl, wordt al snel duidelijk. Knap is hoe de film juist de teloorgang van deze manier van filmmaken – die wordt ingehaald door films met spraak – in beeld weet te brengen. De zeldzame scènes waarin wél geluid zit (inclusief één indrukwekkende droomscène) maken daarom extra indruk. Het resultaat is een simpele film over verliefdheid en het omgaan met verloren roem die dankzij de uitstekende rollen van de hoofdrolspelers de kijker weet te overtuigen en raken. Jean Dujardin speelt hier de charmante stomme filmheld George Valentin (die dankzij zijn hilarische mimiek groot werd) en de betoverend mooie Bérénice Bejo speelt Peppy Miller, de opklimmende filmster van de gesproken film. Voeg aan die twee charmante personages nog de heerlijke soundtrack toe en deze unieke cocktail van vervlogen Hollywoodfaam en het opkruipen van de moderne tijd is compleet. Een onverwachte crowdpleaser die iedereen gezien moet hebben.


02.

Drive. Dat je niet naar een standaard snelle-auto actiefilm á la The Fast and The Furious kijkt, wordt al in de eerste minuten van het geweldig sfeervolle Drive duidelijk. Je volgt dan het naamloze hoofdpersonage Driver (een magistale rol van Ryan Gosling) die in een efficiënte voice-over zijn nachtelijke activiteiten uitlegt. Als chauffeur van onsnappingsauto's is hij bereid criminelen efficiënt van een crime scène weg te rijden – als dat tenminste binnen 5 minuten van de misdaad gebeurt. Wat volgt is een scène waarin de Driver op ingenieuze wijze de straten van Los Angeles gebruikt om de politie af te schudden. Het wordt een sfeervol geheel, dat bij tijd en wijle doet denken aan een computerspel als grand theft auto, waarin rustig rijden en stilstaan afwisselen met plotselinge momenten van versnelling. Het is daarmee een blauwdruk voor de rest van de film, die ook moeiteloos van versnelling weet te wisselen. Dat gebeurt zowel in het plot, dat bijna tergend traag opbouwt voordat de gebeurtenissen zich ineens in hoog tempo opstapelen, om daarnaa weer gas terug te nemen en weer te versnellen, als in de acties van het hoofdpersonage dat het grootste deel van de film stoïceins, uiterlijk onbewogen en goeddeels zwijgend op een tandenstoker knarst, maar zonder verdere waarschuwing ineens los kan gaan in enorme, expliciete geweldsuitbarstingen. Die onvoorspelbaarheid en het acteerwerk van Gosling die met subtiele gezichtsuitdrukkingen meer emotie communiceert dan vele acteurs in meer traditionele rollen voor elkaar krijgen, zorgen ervoor dat je als kijker continu gefascineerd bezig bent met de processen die zich nét aan het zicht ontrokken, onder de motorkap van deze Driver afspelen. Die ondoorgrondelijkheid is één van de redenen dat dit personage een instantaan iconische status verwerft – iets dat nog eens versterkt wordt door het herkenbaar glanzend zijden jasje met groteske gouden schorpioen op de rug en de rijhandschoentjes die Gosling hier in één klap weer hip weet te maken. Driver is dan misschien naamloos, maar heeft door al deze elementen meer persoonlijkheid dan het gros van de overige personages uit dit filmjaar bij elkaar opgeteld. Toch is het sterkst aan deze film van regisseur Nicolas Winding Refn (bekend van kleine, eigenzinnige misdaadfilms als Pusher en Fear X) de unieke sfeer. Van de knalroze, ouderwets geletterde aantiteling tot de heerlijke eightiessoundtrack, Drive ademt continu een niet te plaatsen gevoel van melancholie, onderhuidse spanning en een klein beetje kazigheid, waar je je tegen beter weten in door laat meeslepen. Absoluut geen film voor iedereen, maar desondanks één van de allerbeste en meest indrukwekkende kijkervaringen van het jaar. Een instant cultklassieker.


01.

Black Swan. In dit moeilijk in één genrehokje te duwen psychologisch ballet-horror-drama van regisseur Darren Aranofsky, speelt Natalie Portman de rol van Nina, een door een overambitieze moeder en bikkelharde balletcoach geleefd meisje dat bijna bezwijkt onder de druk het te maken als balletdanseres. Haar grootste droom is niet toevallig dezelfde als die van haar moeder: de hoofdrol spelen in het zwanenmeer. De grote fysieke druk van het beroep staat hier centraal – iets waardoor de film af en toe wel wat wegheeft van The Wrestler, de rolprent waarmee Aranosfky twee jaar geleden nog een top 10-notering in deze lijst haalde. Ballet is in Black Swan alleen van een afstandje de sierlijke danskunst die je van het theater kent. In close-up is het een orgie van krakende botten, oprekkende gewrichten en bloedende voeten. Die ongemakkelijke lichaamshorror combineert op subtiele wijze met de steeds nadrukkelijker aanwezige elementen van psychologische druk en verwarring. Het resulteert in een prachtig in beeld gebrachte, bij tijden adembenemend mooie kijkervaring ondersteund door indringende en sfeervolle muziek die de kijker echter ook steeds dieper in de stoel laat kruipen van ongemak. Het is een geweldige combinatie die je vol morbide fascinatie de volledige speelduur van de film aan het beeld gekluisterd houdt. Toch is deze heerlijk modern-gothische esthetiek of de daaruit voortvloeiende uniek naargeestige sfeer, waar Aranosfsky zo'n meester in is, niet eens het hoogtepunt van deze film. Dat is namelijk de Oscarwinnende rol van Portman, die Black Swan bijna eigenhandig naar de eerste plek in deze lijst tilt. Hoe Portman zowel de onschuldige Nina als haar duistere alterego neerzet, zich fysiek overgeeft aan ingewikkelde dansroutines en met haar bewegingen óók nog eens wet te acteren en tot slot op indrukwekkende wijze een meisje vormgeeft dat beetje bij beetje haar grip op de realiteit kwijt raakt, is simpelweg adembenemend. Al die elementen gecombineerd maken van Black Swan een kijkervaring die zich voorlopig niet laat evenaren. Met recht de beste film van het jaar.

Dat waren ze, de beste 20 films van 2011. Een ieder die nog naar een verdere toelichting zoekt of die op zoek is naar meer eindejaarslijstlol verwijs ik met veel plezier naar het filmjaaroverzicht van de Recensent, waar ik – samen met andere filmrecensenten – natuurlijk ook weer aan meewerkte. Op het moment van publiceren staat dat overzicht nog niet online, maar daar komt deze week nog verandering in. Hou de frontpage dus in de gaten!

Eerdere jaaroverzichten:

De 20 beste films van 2010

De 20 beste films van 2009

Meer informatie over mij:

http://www.georgevanhal.nl

zondag, december 26, 2010

De twintig beste films van 2010

De sneeuw ligt al weken op de daken, de eerste Sinterklaashorrorfilm is weer uit de bioscopen verdwenen, het kerstmaal is verteerd en langzaam aan begin je zin te krijgen in oliebollen, champagne en vuurwerk. Er kan dus meer één conclusie zijn: de tijd van de eindejaarslijstjes is weer aangebroken.

En wie de beste films van dit jaar op een rijtje wil zetten, moet vol aan de bak. Want zoals eigenlijk elk jaar, leverde ook 2010 weer behoorlijk wat moois. Er waren goede blockbusters (Toy Story 3, Kick-Ass, Iron Man 2, The Social Network, Inception), verrassend sterke kleine films (Ajami, Four Lions, The Messenger, Winter's Bone) en er was ook weer de inmiddels verplichte kleinschalige sciencefictionfilm die het zonder veel bombarie tot één van de beste films van het jaar wist te schoppen (vorig jaar Moon, dit jaar Mr. Nobody).

Natuurlijk waren er ook weer tegenvallers. Zo werd The Last Airbender dit jaar toch niet de zo gehoopte wederopstanding van voormalige belofte M. Night Shyamalan (al bleek het door hem geproduceerde Devil verrassend goed te pruimen) en probeerde Alice in Wonderland wanhopig met kleurtjes, riedeltjes, markante personages en gekke Burtonesque beelden de aandacht af te leiden van het gapende emotionele en inhoudelijke vacuüm in het eigen hart; overigens zonder succes.

Niet zozeer een tegenvaller, als wel een middelmatige film die door velen onterecht tot kunst werd verheven, was The Bad Lieutenant: Port of Call New Orleans. Grootste kracht van de film was een over-the-top geschifte Nicholas Cage (in één van zijn weinige goede rollen van de laatste jaren), maar verder bracht Werner Hertzog's film toch vooral veel standaard politiegebeuren dat opgeleukt werd met wat zogenaamd kunstzinnige, maar vooral zinloos psychedelische scènes met leguanen en een aligator. Waarom deze opgewarmde lauwe hap vorig jaar de Amerikaanse jaarlijstjes haalde en dit jaar de Europese, is dan ook een volkomen raadsel.

Toch is de balans aan het eind van het jaar weer grotendeels positief. Het aanbod goede films bleek uiteindelijk dan ook weer méér dan groot genoeg om een aantal waardige kandidaten de toegang tot deze top-20 te ontzeggen. Up in the Air (Clooney in de rol van zijn leven), Kick-Ass (heerlijk oneerbiedige superheldenpersiflage), The Town (een moderne Heat die bewees dat Ben Affleck tóch kan acteren), The Box (een lekker eigenzinnige sciencefictionthriller van Richard 'Donnie Darko' Kelly), Where the Wild Things Are (een viering van jeugdige fantasie), The Ghost Writer (waarmee Roman Polanski bewees de kunst nog niet verleerd te zijn), The Princess and the Frog (een sympathieke terugkeer naar de Disneyanimatiefilms van weleer), Shutter Island (die ándere realiteitverdraaiende film waarin DiCaprio issues heeft met zijn vrouw), Iron Man 2 (de leukste straight-up blockbuster van het jaar) en Green Zone (een lekker actuele, puntje-van-je-stoel Irakthriller) haalden het uiteindelijk allemaal nét niet, maar krijgen bij deze een eervolle vermelding.

Ondanks dat de keuze dit jaar dus weer behoorlijk ingewikkeld was, had het allemaal best nóg wat lastiger kunnen zijn. Want hoewel ik toch weer een fikse lading nieuwe films zag (de teller is uiteindelijk rond de 50 bioscoopfilms geëindigd – en dan tel ik de festivalfilms zonder officiële release en de films met alleen een DVD-première niet mee), zijn er toch weer een aantal (vermoedelijk) sterke films die ik gemist heb omdat ik er simpelweg niet aan toe gekomen ben. Ongetwijfeld ga ik het volgende lijstje komend jaar nog inhalen, maar wie zoekt naar gedoodverfde eindejaarslijstkandidaten als A Single Man, Lebanon, Exit Through the Gift Shop, The American, Yo Tambien of How To Train Your Dragon, moet ik teleurstellen: ik heb ze nog niet gezien.

Na deze inleiding is het nu dan echt tijd voor al die films die wél deze eindejaarslijst wisten te halen. Dus: hier zijn ze weer, de twintig beste films van 2010. Natuurlijk weer van plek 20 naar plek 1, om de spanning erin te houden. Alvast veel leesplezier en – als deze lijst zijn werk een beetje doet – ook alvast veel kijkplezier!

(Waarschuwing: Bij elke film wordt doorgelinkt naar de trailer. In een aantal gevallen geeft de trailer grote delen van het plot weg. Kijk dus op eigen risico, als je de betreffende film nog niet hebt gezien).



20.

Craz
y Heart.Eigenlijk heb je het verhaal van Crazy Heart al veel vaker gezien. Het meest recent nog als The Wrestler, die vorig jaar nog mijn eindejaarslijstje haalde. Ging die film over een gevallen worstelheld, daar gaat Crazy Heart over een gevallen en aan de drank verslaafde muzikant die soms ineens het podium af moet rennen om buiten in een vuilnisbak te kunnen kotsen. Toch is het net als bij The Wrestler – die van de twee overigens de betere film is – niet het overbekende verhaal dat de show steelt, maar de prestatie van de hoofdrolspeler. De loser Bad Blake is de beste rol van Jeff Bridges sinds hij The Dude speelde in het in het meesterlijke The Big Lebowski (al was die rol wel compleet onvergelijkbaar). Dat Bridges zijn prestatie levert in een verder buitengewoon charmante film met lekkere countrymuziek, maakt Crazy Heart één van de fijnste kijkervaringen van dit jaar. Een film om schaamteloos in weg te zakken. (trailer)


19.

Scott Pilgrim vs. The World. Micheal Cera als actieheld. Ongeloofwaardig? Inderdaad. Cera zet hier hier tussen de vele Motal Kombat-achtige ADHD-gevechten door, namelijk gewoon weer zijn overbekende charmante-vreemdeling-routine aan en is daarmee meteen de zwakste schakel in deze verder uitstekend gecaste film. Met flitsende hoofdpijnopwekkende effecten, allerhande verwijzingen naar computerspellen, televisieseries en films en een moordend tempo, is deze film absoluut niet voor de massa bestemd, al doen de vele CGI-effecten op het eerste gezicht misschien anders vermoeden. Als uitstekende verfilming van een populaire cultcomic is Scott Pilgrim vs. The World zeer geslaagd en heeft daarmee alles in zich om nog jarenlang een grote culthit te zijn. Geef je inwendige nerd de ruimte en ga kijken! (trailer)


18.

Balibo. Balibo heeft tegen het eind van zijn speelduur één van de meest beklijvende en schokkende scènes van welke film uit 2010 dan ook. Het is dan ook mede dankzij deze heftige gebeurtenis dat dit één van de beste films van het jaar wordt. Balibo vertelt het politieke verhaal van Australische journalisten die een kijkje gaan nemen in Oost-Timor ten tijde van de pogingen de invloed van Indonesië af te schudden. De film speelt voor het overgrote deel 30 jaar in het verleden en toont gebeurtenissen waarvan de Indonesische regering nog altijd ontkent dat ze gebeurd zijn. Toch is Balibo, genoemd naar de plaats waar de belangrijkste gebeurtenissen zich afspelen, niet louter een politiek pamflet. Hoewel de verschillende personages niet allemaal genoeg screentime krijgen om je aan ze te hechten, hakken de gebeurtenissen er desondanks flink in. Balibo is daardoor de beste politieke film van het jaar. (trailer)


17.

An Education. Het succes van An Education laat zich kort samenvatten: Carey Mulligan. Hoewel dat de rest van deze rolprent wel iets tekort doet, steelt deze relatieve nieuwkomer op eigen kracht de show. Ze is charmant, heeft een unieke uitstraling en bewijst hier dat ze met gemak een hele film als leading lady kan dragen. En gezien de rollen die nog op stapel staan , gaan we de komende jaren nog veel meer van haar zien. (Zo zat ze dit jaar al in het vervolg op de jaren '80 klassieker Wall Street en is ze binnenkort te zien in de veelbelovende film Never Let Me Go, samen met Keira Knightley en de eveneens veelbelovende Andrew Garfield). Overigens heeft An Education nog veel meer te bieden dan alleen de doorbraak van Mulligan. De film is tot de nok toe gevuld met heerlijke personages, goede acteerprestaties en mooie locaties. Tot slot is vooral het uitmuntende script van de bekende schrijver Nick Hornby (wiens boeken – About A Boy, High Fidelity – overigens nog weleens verfilmd willen worden) noemenswaardig. Hij slaat met zijn dialogen en scènes exáct de juiste toon aan, waardoor de filmwereld van An Education zozeer gaat leven, dat het bijna een extra personage wordt. Een uitstekende, rustige, mooie en bovenal buitengewoon charmante film. (trailer)


16.

The Social Network. Dat The Social Network dit jaar bovenaan menig eindejaarslijstje is geëindigd, is niet meer dan logisch. David Fincher geeft hier namelijk een masterclass Hollywoodregie. Elk shot en elke camerabeweging zijn raak. En het script van meesterschrijver Aaron Sorkin – onder andere bekend van zijn voortreffelijke werk voor televisieserie The West Wing – hangt van spitsvondige dialogen en scherpe conversaties aan elkaar. Dat beide heren dit presteren met een film waarin personages de gehele speelduur babbelen over een website, is dan ook een prestatie van wereldklasse. Koppel daaraan de uitstekende acteerprestaties van de hoofdrolspelers (ja, zélfs van Justin Timberlake) en het resultaat is één van de beste films van het jaar. Ondanks dat alles, haalt The Social Network uiteindelijk tóch niet de allerhoogste regionen van deze lijst. De reden is simpel: de film mist passie en emotie. Bovendien krijgen Sorkin en Fincher het niet voor elkaar om de persoonlijke achtergrond van het belangrijkste conflict uit de film aannemelijk te maken. Je snapt weliswaar de rédenen voor de breuk tussen de twee beste vrienden die leidt tot de rechtszaak waaraan het plot via flashbacks wordt opgehangen, maar nooit snap je waarom de heren het überhaupt ooit zo ver hebben laten komen. Helaas is dat geen bewuste ambiguïteit van Fincher en Sorkin, maar een gemis dat symptomatisch is voor het gebrek aan persoonlijk inzicht in de mensen die deze film bevolken. En dat gemis zorgt ervoor dat The Social Network weliswaar één van de allerbeste films van het jaar is, maar toch nét geen instant-klassieker wordt. (trailer)


15.

A Serious Man. In deze moderne versie van het verhaal van Job uit de bijbel, verliest een Joodse wiskundeprofessor beetje bij beetje alles dat het leven de moeite waard maakt. De Coen Brothers maken van de teloorgang van hun hoofdpersonage een gitzwart relaas die vragen oproept over menselijke integriteit, de rol van verhalen in het menselijk leven en die de aandacht vestigt op de het complete gebrek aan betekenis van het menselijk bestaan. Dat dat alles onverwachts ook nog eens vreselijk komisch is, is dan ook eigenlijk heel verrassend. A Serious Man is een uitstekende film van de Coen Brothers, al laten ze zich hier wel iets teveel gaan. Wat meer coherentie en een wat meer afgerond verhaal (de film stopt wel, maar kent eigenlijk geen slot), had A Serious Man echter absoluut geen kwaad gedaan. Desondanks is wat overblijft van een dermate uitmuntende kwaliteit, dat de film ook in zijn huidige toestand niet in dit eindejaarslijstje mag ontbreken. (trailer)


14.

The Road. The Road is een postapocalyptische film, vol lege landschappen, ingestorte gebouwen, armoede en andere verplichte elementen van het genre. Toch is dit geen opgewarmde hap. Zo komt de kijker nooit te weten wát er nu precies gebeurd is en vormt de relatie tussen de vader en de zoon – die verder naamloos blijven – de basis van wat we te zien krijgen. Het resultaat is een intens treurige film over de uitzichtloze leegheid van het bestaan, die voor de rasoptimisten onder ons ondanks alles toch op een positieve noot weet te eindigen. Het is niets meer dan een speldenprikje licht in de weemoedige schemering van de rest van The Road, maar is na al het voorgaande wel van harte welkom. The Road kijk je niet omdat het leven zo leuk is, maar vanwege de uitstekende acteerprestaties, het aangrijpende plot, de prachtige beelden en een paar gedenkwaardig heftige scènes. Het eindresultaat is één van de meest indrukwekkende films van het jaar. (trailer)


13.

Celda 211. Celda 211 opent met een man die in de gevangenis zelfmoord pleegt door rustig zijn polsen door te snijden en zijn aderen te laten leegstromen. Direct zijn twee dingen duidelijk. Eén: deze film is niet bang om wat bloed te tonen; en twee: Celda 211 lijkt in niets op relatief gezellige gevangenisfictie als Prison Break, The Green Mile of The Shawshank Redemption. In elk ander jaar was Celda 211 dan ook met afstand de beste gevangenisfilm van het jaar geweest, maar dit jaar heeft de film concurrentie van Un Prophète. Toch is Celda 211 heel anders. De film kent meer actie en meer spanning en heeft minder aandacht voor de sociale vraagstukken die op de achtergrond spelen. Celda 211 is een grimmige, gewelddadige en deprimerende film over een schijnbaar tot mislukking gedoemde opstand. Ondanks een ietwat vergezocht uitgangspunt (nieuwe gevangenisbewaarder komt per ongeluk in een opstand terecht en wordt aangezien voor een gevangene), weet de film het ongeloof van de kijker effectief in een hoekje te zetten en je te laten meeleven met wat er met hoofdpersonage Juan en grote bruut Malamadre (leider van de opstand) gebeurt. Celda 211 is een heerlijk grimmige actiethriller die zenuwslopend spannend is én weet te raken. (trailer)


12.

El Secreto de Sus Ojos. El Secreto de Sus Ojos (Engelse titel The Secret in Their Eyes) won dit jaar de Oscar voor beste buitenlandse film en het is niet moeilijk in te zien waarom. Deze Argentijnse thriller is een bijna perfecte mix van emotie, weemoed, spanning en mysterie en heeft een heerlijk slot, dat velen met open mond in de bioscoopzaal achterliet. De chemie tussen hoofdrolspelers Ricardo Darín en Soledad Villamil is uitstekend, het centrale 25 jaar oude moordmysterie intrigerend en aangrijpend en de regie is trefzeker. Het is een perfect uitgevoerde thriller die op basis van de heerlijk lome sfeer, mooie beelden en de uitstekende ontknoping tot één van de juweeltjes van dit jaar behoort. (trailer)


11.

Buried. Zwart beeld. Gehijg op de achtergrond. Wat geschuifel. En dan ineens het licht van een aansteker. Zo opent Buried, een film waarin hoofdpersonage Paul Conroy (Ryan Reynolds), van beroep vrachtwagenchaffeur in Irak, wakker wordt in een kist. Begraven. Onder de grond. Regisseur Rodrigo Cortés bewandelt met Buried een gedurfde route: héél de film, een volle 90 minuten lang, bevinden wij ons in de kist met Paul en beleven wij z’n angstvallige, claustrofobische situatie realtime met hem mee. Het resultaat is een intense kijkervaring die de kijker geen minuut rust gunt. Knap is het dat Cortés het beklemmende gevoel de gehele speelduur weet te behouden en dat de film van begin tot eind weet te boeien, ondanks dat we alleen maar kijken naar Ryan Reynolds – in de beste rol van zijn carrière – tussen zes houten planken. Enige dissonant in het geheel is een leuk bedachte, maar volkomen geforceerde en ongeloofwaardige actiescène in de kist. Cortés had die scène niet nodig en onderbreekt daar zijn verder zo overtuigend gebrachte verhaal op onplezierige wijze. Ineens zit de kijker spreekwoordelijk niet meer met Paul in de kist, maar beseft hij dat hij naar een film kijkt. Zonde. Gelukkig is de rest van Buried méér dan in orde. Het unieke concept zorgt voor een nagelbijtend spannende kijkervaring die je niet snel nog eens zult beleven. Gaat dat zien! (trailer)


10.

Un Prophète. Veel dichter bij een nieuwe Godfather zullen we de komende jaren niet meer komen. Net als in deel 2 van de beroemdste gangstertrilogie allertijden, zien we hier hoe een relatief onschuldige man – hier gevangene Malik El Djebena, waarvan nooit duidelijk wordt of hij schuldig is en wat hij dan precies heeft gedaan – een transformatie tot grote crimineel begint. De film snijdt grote thema's aan, zoals het falen van het (Franse) gerechtelijk systeem, de effectieve criminele kweekvijver in de gevangenissen en de minachting van velen voor Fransen van Arabische afkomst. Hoewel de film dat met verve doet, is het meest indringend de geleidelijke transformatie van de charmante Malik. Het ene moment is hij zo onschuldig als een kind (als hij voor het eerst de zee ziet, of gewoon eens van de buitenlucht mag genieten) en het andere is hij een meedogenloze moordenaar. Un Prophète is de beste gevangenis- én de beste gangsterfilm in jaren. (trailer)


09.

Inception. Over Inception hoef ik hier niet zoveel meer te vertellen. Als je hem nog niet gezien hebt, kruip dan onder je steen vandaan en ren naar de videotheek. Met Inception bewees Christopher Nolan dit jaar opnieuw dat hij één van de grootste talenten is die er in Hollywoord rondlopen. Zijn intelligente megablockbuster is de moeite van het kijken – en herkijken – meer dan waard en zal nog tijden lang aanleiding geven tot vele kroegdiscussie over hoe de verschillende droomlagen nu precies in elkaar zitten. Ondanks dat alles is Inception niet het meesterwerk dat velen ervan maakten. De aandacht en precisie waarmee Nolan het plot benadert, heeft hij niet over voor zijn personages. Dat blijven dan ook grotendeels simpele archetypen om zijn labyrintische plot aan op te hangen. Maar omdat dat plot uiteindelijk zo sterk is, mag dat de pret verder absoluut niet drukken. Eén van de allerbeste films van het jaar. (trailer)


08.

The Lovely Bones. The Lovely Bones is één van de meest onderschatte films van het jaar. In de internationale filmpers werd de rolprent door velen afgedaan als te lief, zweverig, sentimenteel of nietserig. Dat was echter niet terecht. Wie bereid was voorbij de mooie maar schreeuwerige CGI te kijken, vond een heerlijk geacteerd, indringend en treurig meesterwerkje dat bij lange na niet zo suikerzoet was als de kleuren in Susie Salmon's tussenwereld deden vermoeden. Bovendien bleek hoofdrolspeelster Saoirse Ronan een uitstekende keus. Met haar spel en sprekende gezicht, weet ze de aandacht van de kijker de hele film lang gemakkelijk vast te houden. Ook Stanley Tucci verdient een pluim. Als pedofiele buurman George Harvey speelt hij één van de griezeligste, vieste, meest gedurfde en ronduit nare rollen uit zijn loopbaan. Het eindresultaat is een film die weet te raken en die de kijker ook na het verlaten van de bioscoopzaal niet zal loslaten. (trailer)


07.

The Messenger. Het lijkt de meest vreselijke baan die je kunt hebben: de familieleden van militairen vertellen dat hun geliefden zijn gestorven in Irak. Toch is dat precies wat Will Montgomery (Ben Foster) en Tony Stone (Woody Harrelson) doen. Ze worden geslagen en bespuugd, maar blijven rustig en tonen medeleven. De heftige confrontaties tussen de heren en de familieleden en de pogingen van beiden om een leven te leiden naast de vele emoties die ze dagelijks actief dan wel passief te verwerken krijgen, zorgt voor een ijzersterk uitgangspunt. Koppel dat aan de geweldige acteerprestaties van Foster en Harrelson – die hiervoor beiden een gouden beeldje verdiend hadden – en het maakt uiteindelijk niets meer uit dat het plot verder eigenlijk niet eens zo héél bijzonder is. Een dikke aanrader. (trailer)


06.

The Hurt Locker. Stiekem had ik The Hurt Locker bij het uitblijven van een bioscooprelease al in mijn endejaarslijst van 2009 opgenomen, maar nadat de film de Oscar won, kwam hij hier alsnog in de bioscoop. Omdat de film nog altijd onverminderd goed is, neem ik hem hier dan ook gewoon nogmaals in de lijst op. Vorig jaar schreef ik het volgende: “The Hurt Locker is dé actiefilm van het jaar. Het is een adrenaline-giert-door-je-lichaam, hap-naar-adem spannend spektakel over een bommenopruimingseenheid van het Amerikaanse leger in Irak. 'Oh nee, niet wéér iets over Irak', hoor ik je nu denken. Maar: wees niet bang. The Hurt Locker blijft verfrissend genoeg gespeend van politieke statements. In plaats daarvan is het een indringend, tijdloos document geworden over oorlog in zijn algemeenheid. Als persoon die dit veilig vanachter een computerscherm tikt in een land dat niet in oorlog is, kan ik er eígenlijk niet over oordelen, maar: ik heb het vermoeden dat The Hurt Locker de ervaring van deelnemen aan een moderne oorlog beter spiegelt dan welke andere grote film dan ook. Als je denkt dat pulpfilms als Transformers: Revenge of the Fallen of 2012 – hoe amusant hun slechtheid ook is – een achtbaanrit vormen, geef dan The Hurt Locker eens een kans. Een wereld van verschil.” (trailer)


05.

Winter's Bone. Winter's Bone vertelt het verhaal van Ree Dolly (een ijzersterke rol van jonge actrice Jennifer Lawrence) die op zoek gaat naar haar vader om zo uitzetting uit haar huis te voorkomen. Het wordt een nachtmerrieachtige ontdekkingstocht door het barre landschap op het Ozark plateau in het midden van de Verenigde Staten, waarbij de onderhuidse spanning – ondanks lange, lome scènes – de kijker soms bíjna teveel wordt. Zo spat vooral de eerste ontmoeting tussen Ree en oom Teardrop – die overduidelijk meer weet over haar vader, maar niets wil vertellen – van het scherm. De film is verder tot in het pure celluloid doorspekt met de grote armoede van Ree en haar buren en wordt door een klein groepje Amerikaanse critici daarom afgedaan als poverty porn: eens lekker kijken naar het armoedige leven waar de kijker anders geen weet van zou hebben. Die typering doet Winter's Bone echter tekort. De barre omstandigheden worden nergens ondersteund door vioolpartijen of opzichtige pogingen om de sympathie van de kijker te wekken, maar fungeren simpelweg als achtergrond voor een knap stukje pure, onvervalste cinema vol prachtige scènes en heerlijke beelden. Winter’s Bone won dit jaar op het Amerikaanse Sundance Festival de Grand Jury Award en de prijs voor beste script en beiden zijn dikverdiend. (trailer)


04.

Four Lions. Het klinkt als een vreselijk slecht idee: een komedie over islamitische zelfmoordterroristen. De film zorgde bij release dan ook voor flink wat opschudding; vooral in thuisland Groot-Brittannië. Alle kritiek is echter volkomen onterecht. Four Lions barst niet alleen uit z'n voegen van hilarische grappen en situaties, maar weet ook op buitengewoon intelligente wijze de vinger op de pijnlijke plekken van de hedendaagse westerse samenleving te leggen. De film zet je tussen lachsalvo's door vrijwel ongemerkt aan het denken. Van de sympathieke zelfmoordterrorist die opkomst voor de rechten van zijn vrouw, via zijn streng islamitische broer die geweld schuwt, maar niet met vrouwen praat, tot de zelfmoordenaar die zo dom is dat hij niet eens snapt dat hij eígenlijk tegen dat hele zelfmoordgebeuren is: Four Lions speelt met de verwachtingen en weet je continu op het verkeerde been te zetten en is zo veel gelaagder dan je op basis van louter de flauwe, droge Britse grappen zou verwachten. (trailer)


03.

Ajami. De (beperkte) publiciteit rond Ajami plaatste de film in de hoek van politiek bewogen films met het hart op de goede plaats en een issue om om aan de kaak te stellen. En hoewel deze prachtige mozaïekfilm op de achtergrond inderdaad continu beïnvloedt wordt door het Palestijns/Israëlisch conflict, is het eindresultaat een stuk universeler dan de trailers doen vermoeden. Waar veel van dit soort mozaïekfilms te weinig tijd geven om mee te kunnen leven met de personages, weet Ajami met efficiënte penseelstreken de kijker van het begin af aan de levens van de hoofdpersonages in te slepen. Samen met de spannende en ontroerende gebeurtenissen, de uitmuntende acteerprestaties en het ijzersterke script – dat qua structuur wel wat aan Pulp Fiction doet denken – is deze film van nieuwkomers Scandar Copti en Yaron Shani, die het script en de regie deden, het beste debuut van het jaar. Een vrijwel perfecte kijkervaring, waar helemaal niets op af te dingen valt. (trailer)


02.

Mr. Nobody. Paralelle werelden, een labyrintisch plot en niet één, maar meerdere centrale romances. Op het eerste gezicht is het niet heel vreemd dat uiteindelijk vrijwel niemand iets van de anonieme sciencefictionfilm Mr. Nobody heeft meegekregen. Zelfs het basisgegeven laat zich niet simpel omschrijven. Gaat Mr. Nobody nou over een warrige oude man die zijn verleden niet meer op een rijtje heeft, over een jongetje die op het moment van een grote beslissing alle zijn mogelijke levenspaden voor zich uitgestippeld ziet, of kijken we naar hoe verschillende dimensies onder invloed van een grote, apocalyptische gebeurtenis op het punt staan voorgoed op te houden met bestaan? Wie het zeker weet, mag het zeggen. Toch is Mr. Nobody een stuk toegankelijker dan de centrale premise doet vermoeden. De film gebruikt de complexe, maar elegante verhaalstructuur om een ijzersterk en ontroerend verhaal te vertellen over mensen, relaties, gevoelens en de keuzes die ons leven vormgeven. Deze mengelmoes van romantiek, dramatiek, wetenschap, futuristische technologie, mijmerende heimwee naar vervlogen tijden en de (on)vermijdelijkheid van het leven is daarom dan ook één van de allermooiste films van het jaar. (trailer)


01.

Toy Story 3. Pixar maakt al jarenlang films die de moeite waard zijn. Maar uit compleet onverwachte hoek – het derde deel in een kinderfilmreeks leidt over het algemeen niet tot héle hoge verwachtingen – hebben ze dit jaar hun pièce de résistance afgeleverd. Toy Story 3 is simpelweg de perfecte Pixarfilm; het is dan ook moeilijk voor te stellen hoe de computerkunstenaars deze prestatie nu nog kunnen verbeteren. Woody, Buzz Lightyear en alle andere bekende speelgoedpoppetjes weten op ontroerende wijze het einde van de kindertijd in wat CGI-beelden te vangen. Toy Story 3 is daarmee een prachtige ode geworden aan het kind in ons allemaal. De figuurtjes die uit de computers van Pixar komen rollen, zijn menselijker dan het gros van de échte personages die dit jaar op de bioscoopschermen te zien waren. Het eindresultaat zal zelfs de allergrootste cynicus weten te raken. Met recht de beste film van het jaar. (trailer)

Dat waren ze, de beste 20 films van 2010. Een ieder die nog naar een verdere toelichting zoekt of die op zoek is naar meer eindejaarslijstplezier verwijs ik met veel plezier naar het filmjaaroverzicht van de Recensent, waar ik – samen met andere filmrecensenten – natuurlijk ook weer aan meewerkte. Op het moment van publiceren staat dat overzicht nog niet online, maar daar komt deze week verandering in. Hou de frontpage dus in de gaten!

(Op zoek naar de 20 beste films van 2009? Klik dan hier).